DutchEnglishFrenchGermanGreekItalianPortugueseSpanish

De Twee Koninkrijken

Een van de ironische dingen van het Christendom van vandaag is dat een fundamenteel grondbeginsel van het geloof bijna verdwenen is en dat is het grondbeginsel of geloofspunt over de 'Twee Koninkrijken'.

Dit was een geloofspunt dat algemeen bekend was bij de eerste Christenen (de volgelingen van Jezus Christus tot ca. 325 n.Chr.)

Maar het is een geloofspunt waarover je nu nauwelijks nog iets hoort of waar maar weinig Christenen over spreken en prediken.

En toch is het een belangrijk geloofspunt, want als je hiermee niet bekend bent of dit niet goed begrijpt, met al zijn speciale betekenissen en consequenties, dan zal je het Christendom in het algemeen en het apostolische eerste Christendom (van voor 325 n.Chr.) ook niet helemaal begrijpen. We gaan het in dit artikel hebben over wat de eerste Christenen onderwezen en dachten over de twee koninkrijken en wat het vandaag voor ons inhoud.

Laten we beginnen om in een notendop uit te leggen wat de eerste Christenen verstonden onder 'twee koninkrijken'. Het is de Bijbelse zienswijze dat er twee koninkrijken bestaan. Het Koninkrijk van God (Joh. 18:36) en de koninkrijken van de wereld (deze omvatten alle toenmalige en huidige regeringen en/of koningen etc. van alle landen op aarde en wordt hier als één koninkrijk van de wereld - als één geheel gezien). Het Koninkrijk van Licht en het koninkrijk van duisternis (1Pe. 2:9). Het Koninkrijk van God is een realiteit en een werkelijk bestaand Koninkrijk. Het verschilt en staat los van de wereldse koninkrijken om ons heen. Het Koninkrijk van God is niet iets dat nog in de toekomst ligt, of iets waar we pas in komen als we sterven, of iets wat pas opgericht wordt bij Christus terugkomst op aarde. Het Koninkrijk van God bestaat nu al op aarde en is aanwezig in de ware discipelen van Jezus Christus (Luk. 17:21). Het is geen symbolisch of onzichtbaar Koninkrijk. Nee, het is een werkelijk bestaand Koninkrijk, met zijn eigen geboden, regels, leiderschap en zijn eigen kijk op de dingen hier op aarde. Als gevolg hiervan leven de inwoners van Gods Koninkrijk als buitenlanders of vreemdelingen in deze wereld. Dat komt omdat ze al inwoners zijn van een ander Koninkrijk. Ze leven volgens heel andere geboden, andere normen en waarden en hebben een andere kijk op de aangelegenheden in de wereld om hun heen, dan de inwoners van de koninkrijken van de wereld. 

Volgens deze Bijbelse zienswijze zijn de koninkrijken van de wereld een deel van het koninkrijk van duisternis. Dat is zo, omdat Satan de god van deze wereld is (1 Joh. 5:19). Dat wil niet zeggen dat Jezus en Zijn Vader geen zeggenschap hebben over de koninkrijken van deze wereld. Want God is nog steeds degene, de Almachtige, die de uiteindelijke controle heeft over alle koninkrijken van deze wereld (Rom. 13:1-5). Ook al erkennen zij het niet, de aardse leiders daarvan hebben hun (tijdelijke) positie van God gekregen. Maar Gods bemoeienissen met de koninkrijken van deze wereld is afgescheiden en verschilt veel van hoe Hij omgaat met de onderdanen in Zijn Koninkrijk.

Een belangrijk punt om te onthouden bij het lezen van dit artikel is het volgende; deze twee koninkrijken kunnen absoluut niet samen gaan; ze kunnen niet vermengt worden met elkaar. 

Nu denk je misschien, dat klinkt niet bijzonder. Veel christelijke groeperingen leren dat ook. Maar er zijn maar heel weinig groeperingen die dit grondbeginsel van het Christendom echt begrijpen én ernaar leven of handelen. Ook al hebben zij het soms over twee koninkrijken, als het erop aan komt is het meestal alleen maar een soort ‘lippendienst’. De meeste Christenen denken nog steeds dat ze de twee koninkrijken kunnen verbinden of vermengen met elkaar. Met als gevolg dat ze deze beide of samen dienen en het beste van beide koninkrijken willen. Maar als het er echt op aan komt, handelen veel Bijbel gelovige Christenen die zeggen dat ze geen deel van de wereld zijn, op misschien een paar duidelijk zichtbare punten na zoals abortus, homoseksualiteit en drugs, hetzelfde als mensen die zeggen God niet te dienen of te kennen. En omdat deze Christenen een conservatieve (en in hun ogen christelijke) zienswijze hierover aannemen, denken ze dat ze 'anders' zijn dan de wereld. Maar in werkelijkheid zijn deze Christenen veelal wel degelijk een deel van de wereld. Ze nemen actief deel aan en ondersteunen de regering en overheidsinstellingen. Hun denkwijze, commerciële activiteiten, de wereldse organisaties waarmee zich verbinden, zijn vanaf ca. 325 n.Chr. (sinds Constantijn de Grote) altijd al een onderdeel geweest van de wereld. 

Maar voor de eerste Christenen was het geen lippendienst. Gods Koninkrijk was een werkelijkheid voor hun. Ze waren inwoners van een ander Koninkrijk dan de mensen die rondom hun leefden. En de Romeinen in die tijd zagen hoe anders en vreemd deze Christenen zich gedroegen en handelden.

In dit artikel laten we de eerste Christenen vertellen hoe zij de twee koninkrijken bezagen. We laten ze zoveel mogelijk zelf vertellen wat ze bedoelden en wat ze geloofden. Alle citaten en de context waarin ze geschreven zijn kun je makkelijk zelf terugvinden in de 'Ante-Nicene Fathers'. De ANF is vrij te vinden op internet en ook gratis te downloaden. Klik HIER voor de link via deze website.

../..

Het eerste citaat komt van Origenes. Hij leefde van ca. 185 tot 255 n.Chr. en hij schreef dit antwoord aan Celsus, een ongelovige die de Christenen bekritiseerde op hun levenswijze. 

Origenes geeft eerst Celsus beschuldiging aan en hierna reageert hij hierop:

Origenes; 4.668 -  (De nummers geven het ANF deel [4] en de
bladzijde [668] aan.)

Celsus spoort ons ook aan om; "deel te nemen aan een functie of positie in de regering van het land als dat noodzakelijk is voor het handhaven van de wetten en het ondersteunen van de religie."

Celsus bekritiseert hier de eerste Christenen over het niet meedoen aan de politieke aangelegenheden van het land. Als zij dus hieraan wel zouden deelnemen, zouden ze dus niet bekritiseert worden.

Origenes antwoord: 

Maar we herkennen dat er in elk land een andere organisatie bestaat, die gefundeerd is op het Woord van God (Jezus Christus) en wij moedigen hen aan die krachtig zijn in spreken en een onberispelijk leven leiden om te dienen over de gemeenten. … Het is niet om ons te onttrekken aan deze publieke verplichtingen dat Christenen hieraan niet deelnemen, maar omdat ze zich afgescheiden willen houden voor een goddelijker en meer noodzakelijkere dienst in de gemeente van God – voor de redding van de mensheid.

Origenes ontkent de beschuldiging van Celsus niet. Hij zegt hier eigenlijk: 

U hebt gelijk, wij doen daar niet aan mee en de reden hiervoor is omdat we inwoners zijn van een ander Koninkrijk dat aanwezig is in elk land en onze leiders zijn regeerders van dat andere Koninkrijk, zij regeren in de diverse gemeenten.

De eerste Christenen geven aan en erkenden ook dat er een vijandschap bestaat tussen deze twee koninkrijken. Het oudste werk wat we buiten het Nieuwe Testament hebben is getiteld Second Clement en geschreven ongeveer 150 jaar n.Chr. Daar staat:

Second Clement 7.518 (ca. 150 n.Chr.)

Deze wereld en die van God zijn vijanden. … Daarom kunnen wij geen vriend zijn van beide.

Origenes schrijft hetzelfde:

Origenes 7.518 (ca. 185 – 255 n.Chr.)

Het is niet mogelijk voor iemand om het Koninkrijk der Hemelen in te gaan, die niet de aangelegenheden van de wereld de rug heeft toegekeerd en gelijk geworden is als kleine kinderen die de Heilige Geest bezitten;

Een natuurlijke gevolg wat hieruit voortvloeit is dit; als je een inwoner bent van het Hemelse Koninkrijk dan ben je niet erg geïnteresseerd in de aangelegenheden van de koninkrijken van deze wereld.

Tertullianus die leefde van ca. 160 tot 230 n.Chr. schreef aan de Romeinen in het jaar 197 n.Chr.:

Tertullianus 3.46 (ca. 160 – 230 n.Chr.)

Alle ijver in het streven naar glorie en eer is dood in ons. Wij hebben geen behoefte om deel te nemen aan uw openbare bijeenkomsten; noch is er niets meer geheel vreemd voor ons dan de aangelegenheden van de Staat. Wij erkennen een gemeenschappelijke republiek – de wereld. Wij verwerpen al jullie vermaak. … Onder ons wordt er niet gesproken, niet gekeken naar of gehoord wat maar iets gemeen heeft met de waanzin van het circus, de onbescheidenheid van het theater of met de wreedheden van de arena en het zinloos beoefenen van het worstelen. Waarom nemen jullie aanstoot aan ons? Is het alleen maar omdat we niet deelnemen aan jullie vermaak?

Dit was zijn uitleg aan de Romeinen; hij zei: "Daarom is het waarom wij zo anders zijn dan jullie." 

Kunnen Christenen dat tegenwoordig ook zeggen? Kunnen zij zeggen: “Wij zijn anders dan jullie (in de wereld), houdt alles maar, wij zijn niet geïnteresseerd in jullie films, theaters, sport, enz.”

Nee, ze kunnen dat niet zeggen, want anders zou de wereld reageren en zeggen: “Jullie liegen, want jullie nemen deel aan allerlei activiteiten van onze wereld!”

De Romeinen noemden de eerste Christenen geen leugenaars. Zij vonden de standpunten en handelwijze van de Christenen vreemd. Ze beweerden zelfs dat de Christenen vijanden waren van het menselijk ras.

Hier nog twee aanhalingen van Tertullianus maar dan geschreven aan zijn mede-Christenen zo rond het jaar 210 n.Chr.:

Tertullianus 3.547 

Zolang je jezelf beschouwd als een christen, dan ben je een ander mens dan een heiden. Geef zijn eigen kijk op zaken aan hem terug. Want hij leert niets van die van jouw. Waarom leun je op een blinde gids, als je zelf ogen hebt? Waarom laat je jezelf kleden door iemand die naakt is indien je Christus hebt aangedaan?

Paulus’ vermaning richting zijn medebroeders was: 

Je bent een nieuwe schepping!(2 Kor. 5:17)

Cyprianus en Origenes schrijven hierover:

Cyprianus 5.535 (geschreven ca. 250 n.Chr.); 

Hij die geleerd heeft te vertrouwen, heeft de vroegere persoonlijkheid weg gedaan en behoort alleen maar hemelse en geestelijke dingen te beschouwen. Hij moet geen aandacht schenken aan de wereld, die hij voordien afgezworen heeft.

Origenes 4.660

Celsus (de eerder aangehaalde tegenstander van de eerste Christenen) gaat door en zegt: “Zij (de Christenen) moeten een keuze maken tussen twee alternatieven. Als ze weigeren dienst te brengen aan de goden en respect te geven aan degene die deze dienen, laat hen dan niet komen tot de mannelijke leeftijd, of trouwen met vrouwen, of kinderen voortbrengen, of een aandeel hebben in de aangelegenheden van het leven; maar laten ze zo snel mogelijk vergaan en laat er geen nageslacht achterblijven, zodat dit ras mag uitsterven hier op aarde.”

Begin je te begrijpen hoe anders de eerste Christenen waren, vergeleken met de wereld rondom hen? Zie je het contrast van de Christenen van vandaag en de eerste Christenen van toen het Christendom net door Jezus was gestart?

Nu zeg je misschien: 

“Je kunt de Christenen uit die tijd niet vergelijken met de Christenen van nu!” 

Hoezo niet? Je kunt toch nu nog steeds niet een vriend van de wereld zijn en tegelijkertijd in Gods Koninkrijk leven. Je kunt nu toch nog steeds niet twee meesters dienen! 

Tertullianus 3.35 zegt hierover:

…  en de Caesars ook zou hebben geloofd in Christus, indien de Caesars voor de wereld niet nodig waren geweest, of als Christenen Caesars konden wezen.

Zie je dat hij dit bevestigd. Natuurlijk kunnen we geen Caesar zijn. Je kan niet aan beide koninkrijken deelnemen. Je kan niet een deel van de wereld en tegelijkertijd een deel van Gods Koninkrijk zijn.

Apostolische Constituties (of verordeningen) 7.501 

(samengebracht ca. 290 n.Chr.)

Als een bisschop of dienaar gebruik maakt van de heersers van deze wereld, en het door middel van hen een ambt of aanstelling verkrijgt om een bisschop te worden, laat het hem ontnomen worden en schors hem en allen die met hem zijn.

Vlak na Constantijn (na 300 n.Chr.) was het Christendom nog niet geheel verbonden met de Staat. Deze positie verdween echter vlot. Zo kort na Constantijn was het bijvoorbeeld nog steeds dat als je als bisschop (oudste) of dienaar werd aangesteld door de Staat, dat je hierdoor niet mocht of kon dienen in de vroeg christelijke gemeente.

Als deze verordening 100 jaar later, zo ca. 400 na Christus nog zou hebben bestaan, dan zou in bijna elke christelijke gemeente de aangestelde dienaren uit het ambt gezet zijn, want het merendeel van hen was door de Staat in het ambt aangesteld.

Het kan zijn dat je na deze dingen te hebben gelezen denkt: 

“De eerste Christenen zaten er wel aardig naast met deze zienswijze.” 

Je zou kunnen redeneren zoals veel Christenen doen en zeggen: 

“Het is noodzakelijk dat een christen in de wereld meedoet; ze hebben ons in regeringen nodig; we moeten bemoeien met de wereld doen en ons verbinden met sociale instituten zodat we een verschil ten goede kunnen maken. Wat deze eerste Christenen deden was onverantwoordelijk en asociaal.” 

Zo denken veel mensen er over. Maar vraag je eens af: Wiens voorbeeld denk je waren de eerste Christenen aan het navolgen?

Misschien is het een onthutsende antwoord; maar ze volgden niemand anders na dan het voorbeeld van Christus Jezus zelf!

Want, bemoeide Jezus zich met de politiek aangelegenheden in zijn dagen? Nam hij hier stelling in? Wat een verschil zou Hij gemaakt kunnen hebben in de wereldse aangelegenheden als Hij in de regering een belangrijke positie had aangenomen! En daar kreeg Hij de gelegenheid voor. De Bijbel schrijft daarover in Johannes 6:15

Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen." 

Toen de mensen Jezus koning wilde maken ging Hij van hen weg. Was Hij Zijn verantwoordelijkheid en Zijn plicht aan het ontlopen ten opzichte van het Joodse volk? Natuurlijk niet! Hij wist dat het onmogelijk was om 2 meesters te dienen. Hij zei:

“Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.” Matt. 6:24.

Hier sprak Jezus speciaal over geldzaken, maar hoeveel te meer gaat dit niet op voor de bijna alle wereldse aangelegenheden en de politiek in het bijzonder waar het eigenlijk alleen maar om geld draait! En, wie was het trouwens die aan Jezus alle koninkrijken van de wereld aanbood? Was het Zijn Vader die dit deed? Nee, het was Satan de duivel (Matt. 4:1).

"Maar hoe stond het dan met de apostelen en hun leerlingen?" "Hadden zij een andere kijk op wereldse aangelegenheden dan hun Meester had?" vraag je misschien.

Waren zij betrokken bij de lokale staatsaangelegenheden of misschien in de hoofdstad Rome? Waren ze intensief betrokken met zaken doen met de wereld om hen heen?

Nee! Want ze wisten heel goed wat er in Jacobus 4:4 staat:

“Beseft u dan niet dat vriendschap met de wereld vijandschap jegens God betekent? Wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God”

Zij wisten heel goed dat je niet van beide koninkrijken een vriend kon zijn.

In 1 Johannes 2:15-17 staat

“Heb de wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, want alles wat in de wereld is - zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht -, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid.”

Nu denk je misschien: “Ik weet dat ik de wereld niet lief moet hebben, maar dat houdt toch niet in dat we niet betrokken mogen zijn met de zaken van wereld en geen betrekkingen aan mogen gaan met de wereld? We gaan juist de wereld in om er dingen ten positieve te veranderen. We moesten toch discipelen maken?”

Maar wat zegt de Bijbel? In 2 Kor. 6:14,17 lezen we: 

“Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen. Wat is de verwantschap tussen gerechtigheid en wetteloosheid? Wat heeft licht met duisternis te maken”

Paulus sprak hier niet over het huwelijk zoals er vaak wordt beweerd, alhoewel het principe ook hiervoor kan gelden. Nee, hij sprak over afgescheiden leven van de wereld om ons heen.

Stel je eens de vraag: “Kan een christen zich mengen in politieke en maatschappelijke aangelegenheden met een ongelovige en dan nog zeggen dat hij zichzelf hiervan afgescheiden houdt?” 

Dat is toch niet mogelijk. Maar wat is onze positie of plaats dan als we ons niet bemoeien met de politiek en de andere aangelegenheden van de wereld? Het antwoord is: We leven als vreemdelingen of buitenlanders in deze wereld. 

Heb je wel eens een tijd gewoond in een ander land? Wij hebben een aantal jaren in Portugal gewoond en het is een vreemd ervaring. Je leest of hoort over verkiezingen en allerlei andere maatschappelijke veranderingen, maar je houdt je er niet mee bezig want je bent geen staatsburger van dat land. We merkten wel het een en ander om ons heen, maar we hadden er niets mee te maken en konden er ook niets aan veranderen. We konden niet stemmen voor hun verkiezingen en dat zouden we ook niet eens hoeven te proberen, want dat zouden ze niet accepteren van buitenlanders.

En dat is precies zoals de eerste Christenen leefden in de wereld om hen heen. Lactantius 7.160 die leefde van 250 tot 325 n.Chr. o.a. in Frankrijk schreef:

God zou misschien aan Zijn volk (de Christenen), zowel rijkdom als koninkrijken hebben kunnen geven, zoals hij dat eerder gegeven had aan de Joden van wie wij opvolgers en nakomelingen zijn. Maar Hij wil dat de Christenen leven onder de macht en heerschappij van anderen, opdat zij niet corrupt worden door de verkregen welvaart en ze afglijden in een luxe leven en uiteindelijk de geboden van God zouden gaan verachten. Want dat is wat onze voorouders (de Joden) overkwam.

Hij zegt hier: "God kon ons laten plaats nemen in de politiek, … We zouden een eigen ‘koninkrijk’ met bijvoorbeeld alleen maar Christenen kunnen hebben. Maar God wist dat dit dan de Christenen corrupt zou maken. Daarom leven wij onder de heerschappij van deze wereldse koninkrijken maar zijn hieraan géén deelhebbers met hun."

Hieronder enkele citaten over dit standpunt van de eerste Christenen die leefden voor het jaar 300 n.Chr.

Hermes 2.31 (ca. 150 n.Chr.)

“U weet, dat u dienaren van God zijt, wonende in een vreemd land. Want uw stad is ver weg van waar u nu bent. Als u dan weet waar uw stad is waarin u woont, waarom zou u voor uzelf grond kopen en dure voorbereidingen make, en vele woningen en nutteloze gebouwen aanschaffen? Hij die zulke voorbereidingen maakt in deze stad, kan niet weer terug gaan naar zijn eigen stad. … Begrijpt u niet, dat al deze dingen aan een ander toebehoren en onder de macht van anderen staan? … Schenk daarom hieraan aandacht: Net zoals iemand die leeft in een vreemd land; tref geen verdere voorbereidingen voor uzelf dan alleen dat wat het nodig is. En wees voorbereid om de stad te verlaten als de meester van deze stad komt om je eruit te zetten omdat je zijn wetten niet gehoorzaamd.

Tatianus 2.69/8.69 (ca. 160 n.Chr.)

Ik wens geen koning te zijn. Ik streef niet naar rijkdom. Ik gehoorzaam niet aan militaire bevelen. Ik haat overspel. Ik word niet gedwongen door een onverzadigbare liefde van de winst om naar zee te gaan. Ik wil niet twisten over rozenkransen. Ik ben bevrijd van de zucht naar roem. Ik haat de dood. … Sterf ten aanzien van deze wereld, verwerp de waanzin ervan. Leef voor God en als je Hem begrepen hebt, leg je oude persoonlijkheid af. 

Tertullianus 3.101 (ca. 212 n.Chr.)

Zo is het voor jou, je leeft als een vreemdeling in deze wereld, een inwoner van het Jeruzalem dat boven is. Ons burgerschap ligt zoals de apostel zegt, in de Hemel. Jullie hebben jullie eigen lijsten, jullie eigen kalenders. Jullie hebben niets te maken met het vermaak van de wereld. Maar jullie zijn in feite geroepen tot precies het tegenovergestelde – want de wereld zal zich verheugen, maar jullie zullen treuren.

Clement of Alexandria 2.281 (ca. 195 n.Chr.)

We hebben geen land op aarde. Daarom minachten wij aardse bezittingen.

Cyprianus 5.474 (ca. 250 n.Chr.)

We mogen nooit vergeten dat we de wereld de rug toe hebben gekeerd en hierin leven als gasten en vreemdelingen.

Zie je hoe letterlijk zij Jezus' woorden weerspiegelen toen Hij sprak over Zijn discipelen en zei:

“Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor.” (Joh.17:16)

Dit was een van de identificerende kenmerken van de eerste Christenen. Ze waren geen deel, net zoals hun Meester, van deze wereld. Ze leefden als vreemdelingen hierin. Ze waren inwoners van Gods Koninkrijk. Omdat Christenen vreemdelingen waren in deze wereld, hadden ze ook heel andere regels en wetten die ze navolgden.

Dit is hoe ze leefden:

Athenagoras 2.129 (ca. 175 n.Chr.)

Want wij hebben geleerd, geen kwaad met kwaad te vergelden, noch brengen we hen die ons plunderen en bestelen voor het gerecht, maar daarentegen leren wij om degene die ons slaat op de ene wang ook de andere toe te keren en degene die onze jas afneemt ook onze mantel te geven.

Dit is bijna één op één wat Jezus Christus onderwees in Zijn Bergrede.

Clement van Alexandria 2.582 (ca. 195 n.Chr.)

Maar bovenal, het is Christenen niet toegestaan om met geweld de door zonde begane overtredingen, te corrigeren. 

Tertullianus 3.713 (ca. 200 n.Chr.)

Want wat is het verschil tussen degene die provoceert en hij die geprovoceerd wordt, behalve dat de eerste begonnen is met het kwaad-doen, en als degene die geprovoceerd wordt het daarna terug doet? Beide worden in de ogen van de Heer veroordeeld voor het verwonden van een ander. Want God verbiedt en veroordeelt elke slechtheid. Met kwaad-doen wordt geen rekening gehouden met de volgorde. En het gebod is duidelijk; kwaad mag nooit worden beantwoord worden met kwaad. 

De tegenstander Celsus, zegt over de eerste Christenen zoals Origenes schrijft: 

Origenes 4.634 (ca. 248 n.Chr.)

"Zij hebben ook nog een leerstelling die het volgende zegt: Dat we geen wraak mogen nemen tegen hen die ons verwonden. Of zoals Hij (Jezus) zegt: " Als iemand je op de rechterwang slaat, bied hem dan ook de linkerwang aan."

Zelfs de wereld om hen heen merkte dit verschil op! Christenen vergelden geen kwaad met kwaad. Een van de redenen hiervoor was dat ze begrepen dat voor een christen hoe je iets doet of de manier waarop je iets wilt bereiken net zo belangrijk is als het einddoel wat je wilt behalen. 

De wereld heeft vaak een tegenovergestelde opvatting; 'het doel heiligt de middelen'. Als je iets doet voor een goed doel, dan is elke werkwijze, elke manier om dat doel te behalen hieraan ondergeschikt. De Christenen wisten dat als je begint met het gebruiken van methoden van de wereld, dat een corrupt eindresultaat het onvermijdelijke gevolg zou zijn. Jammer genoeg verloren de Christenen deze fundamentele overtuiging al snel nadat Keizer Constantijn een Staatsreligie van het Christendom had gemaakt.

Commodianus 4.212 (ca. 240 n.Chr.)

Gebruik niet willens en wetens geweld en gebruikt geen geweld als je gewelddadig wordt bejegend.

Lactantius 7.172,173,178,160 (ca. 304-313 n.Chr.)

Indien we allemaal onze oorsprong vinden in een man die God schiep, dan zijn wij allemaal bloedverwanten van elkaar. … Zelfs als we onuitsprekelijk lijden, dan verzetten we ons zelfs niet met woorden. Maar laten de wraak over aan God. … Een christen verwondt niemand. Hij verlangt niet naar de bezittingen van anderen. In feite zal hij zelfs niet eens zijn eigen bezittingen verdedigen indien het met geweld van hem afgenomen wordt.

Begrijp je nu dat de eerste Christenen volgens een heel ander stel van geboden leefden. Het was geen lippendienst. Ze zeiden niet: “Oh ja, we zijn geen deel van de wereld”. Nee! Ze gedroegen zich echt heel anders en de wereld om hen heen zag dat ook. Deze Christenen leefden niet zoals ons. Ze leefden onder een heel ander stelsel van geboden en waarden. En een van de belangrijkste was, om "geen kwaad met kwaad te vergelden". Als de eerste Christenen vervolgd werden, kwamen ze niet terug om wraak te nemen. 

Dit is niet iets wat de eerste Christenen zelf hadden verzonnen. Nee, dit komt namelijk direct uit de Bijbel. Jezus Christus vertelt ons in Mattheüs 5:38-41:

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op.

Wanneer heb je dat voor het laatst horen verkondigen in jouw kerk of gemeente? En ook zien toepassen en niet gebagatelliseerd of weg geredeneerd met uitspraken zoals; "dat is nu niet meer van toepassing op ons" of "dat gold alleen voor die tijd" en "nu vraagt Jezus wat anders van ons." 

Dit onderwijs horen we nog maar zelden. Er bestaan nog groeperingen die dit onderwijzen, maar ze zijn erg in de minderheid en het neemt helaas alleen maar verder af.

Paulus schreef in zijn brief aan de in Romeinen 12:19 en 21:

Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn, want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden’ … Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.

Zie je, als we kwaad vergelden met kwaad, zullen wij niet anders zijn dan de kwaaddoener. We plaatsen ons op hetzelfde niveau als de persoon die het ons aandoet. Het is triest als we kijken naar Noord-Ierland en de religieuze oorlog die daar jarenlang gevoerd is. Aan beide kanten, zowel katholiek als protestant, geloven ze dat handelen met Gods goedkeuring. En het gevolg hiervan is dat de niet Christenen ernaar kijken en niet alleen zeggen: “Jullie Christenen zijn net als de wereld”, maar vaker: "Jullie Christenen zijn erger dan de wij."

Er zijn zoveel oorlogen in Europa gevoerd en bijna allemaal waren Christenen hierbij aan beide kanten betrokken. Het is niet vreemd dat veel mensen, en vooral in Europa, het Christendom achter zich laten en er niets meer mee van doen willen hebben. Zie je nu in dat het onmogelijk is een aandeel te hebben in de aangelegenheden van de wereld en tegelijkertijd te verkondigen dat je de geboden navolgt van Gods Koninkrijk onder leiding van Jezus Christus!

Stel je eens voor dat er verkiezingen komen en een potentiële kandidaat zegt: ”We moeten niets terugdoen, we moeten goed doen voor degene die ons kwaad berokkenen, we moeten de andere wang toekeren als iemand ons iets aandoet.” En daar denk je ook echt nog de verkiezingen mee te winnen! 

Het is gewoon niet mogelijk om deel te nemen aan beide koninkrijken. Je zal moeten besluiten om de een te gehoorzamen en je zal het andere moeten achterlaten. De eerste Christenen begrepen dit.

Een andere vraag is: Kan een Christen dan een functie bekleden in een regering of in een organisatie verbonden met de wereld? Er zijn Christenen die dat vroegen na aanleiding van het Bijbelse voorbeeld van Jozef en Daniël, die beide dienden in een overheidsfunctie en toch zich niet inlieten met de afgoderij in Egypte en Babylonië. Tertullianus kreeg een soortgelijke vraag en beantwoordde deze als volgt:

Tertullianus 3.72 (ca. 200 n.Chr.)

Laten we eens voorstellen dat het mogelijk is voor iemand om in een positie te komen van wat voor overheidsfunctie maar ook. En dat hij zelf geen offers brengt of dat er door zijn autoriteit offers worden gebracht of worden geselecteerd; dat hij niemand toewijst aan het beheren van de tempels; niet betrokken is bij hun eerbetuigingen; dat hij geen schouwspelen organiseert op eigen kosten alsook op kosten van de Staat of het opzicht over deze heeft; dat hij geen eed zal afleggen; geen rechtsspraak zal uitvoeren noch plaats zal nemen in een rechtszaak over iemands leven; noch iemand zal veroordelen, gevangenzetten of martelen – Kan iemand werkelijk denken dat dit zal lukken?

Hij zegt: "Is het mogelijk dat zo zal verlopen?" Natuurlijk niet. Zich met politiek inlaten zonder concessies te doen aan de eigenschappen die je als christen je eigen gemaakt hebt is onmogelijk. Het is net alsof je grijze verf wilt maken door een beetje wit in een blik zwarte verf te doen. Het zal bijna geen effect hebben. Het zal misschien heel iets kunnen verkleuren, maar nog steeds zwart zijn, geen grijs. Zo zal het zijn als we het Licht van God willen brengen door gebruik te maken van de middelen van deze wereld. We zullen wel wat goede invloed hebben dat is zeker waar. Maar de invloed van de wereld op jou zal veel groter zijn dan de invloed die jij op hen hebt. Het is als een beetje witte verf in zwart. Het kan Satan niet veel schelen als er wat verandering ten goede komen, als daartegenover er maar wat corruptie en wereldse invloeden voor terug komen in jouw kerk of gemeente! 

En de invloed van de wereld is groot, veel groter dan we denken. Laten we hierom eens voor een moment stilstaan bij wat we kunnen leren uit de geschiedenis. Voor de tijd van Keizer Constantijn hebben we kort gelezen hoe de Christenen leefden afgescheiden van de wereld om hen heen. De wereld keek naar de Christenen en concludeerden dat ze heel, heel anders waren dan zij. Maar toen ging Keizer Constantijn de Christenen begunstigen met wereldse voordelen zoals belastingvrijstelling ed. Het kan zijn dat Constantijn geloofde in Jezus Christus, maar hij geloofde ook zeker in zijn wereldse koninkrijk. En hij dacht waarschijnlijk dat hij werkelijk de Christenen kon helpen door zijn bezittingen, inmenging en macht.

Als vriend van de Christenen en om het Christendom te bevorderen, herbouwde hij de christelijke eenvoudige gebedshuizen die veelal voordat hij aan de macht kwam vernietigd waren tijdens de laatste grote vervolging tegen de eerste Christenen. Hij gebruikte het geld uit de schatkist om de gebouwen te herstellen. Maar het werden niet dezelfde eenvoudige gebedshuizen zoals voorheen. Hij wilde ze groots en in volle glorie bouwen, net zoals de heidense tempels groot en rijkelijk versiert waren in die tijd. En dit werd allemaal uit de publieke schatkist betaald. Hij bedacht dat de leiders van de kerk hun werkzaamheden beter konden doen als ze zich geen zorgen hoefden te maken over hun levensonderhoud. Dus zette hij hen op de overheidsloonlijst en ook hun salaris werd uit de schatkist betaald. Voel je al waar de schoen gaat wringen?

Constantijn dacht werkelijk dat hij zo de Christenen hielp. Maar of zijn motivatie om dit te doen nu goed was of niet, de Christenen had zich het volgende moeten realiseren:

Dit kunnen we niet toelaten; we kunnen Gods Koninkrijk niet samenbrengen met die van u; met die van de Staat. Dat zal Gods Koninkrijk uiteindelijk corrupt gaan maken.”

En dat is nu precies wat er gebeurde. Zoals we al eerder schreven hebben Christenen die samenwerken met wereldse regering of autoriteiten, vaak een goede invloed op sommige terreinen. Constantijn wilde graag dat Christenen in regeringsfuncties zouden plaatsnemen. Hij wilde Christenen in alle lagen van de overheid en helaas gaven ze hieraan gehoor. Dat resulteerde in grote verschuivingen met betrekking tot Gods Koninkrijks geboden. Maar net 50 jaar terug zouden de eerste Christenen resoluut hebben geweigerd om zich in te laten met de Romeinse overheid. Door de invloed in de regering die ze door Constantijn verkregen hadden, kwamen er inderdaad enkele goede werken tot stand. De gladiatoren-spelen, waar gevangenen tot de dood toe moesten vechten, werden afgeschaft. De theaters vol van geweld en immoraliteit werden gesloten. Abortus, een praktijk die heel gewoon was onder de niet Christenen in die tijd, werd verboden en ook allerlei vormen van toverij werden verboden. Dus je zou kunnen reageren met:

Zie je hoe goed dat was. Zie je; Christenen moeten zich inlaten met of deel nemen aan politieke aangelegenheden.” 

Ja inderdaad, er werden goede dingen bereikt. Maar wat ging er verloren?

Het voeren van oorlog.

De eerste Christenen die leefden voor Constantijn, geloofden allemaal dat het niet goed was kwaad met kwaad te vergelden. Het was “verkeerd” om het zwaard op te pakken en te proberen te verdedigen wat in jouw ogen goed was. De eerste Christenen gingen niet in oorlog tegen elkaar en ze vochten zelfs niet tegen de heidenen. Zie ook de voorgaande citaten van henzelf over dit onderwerp.

Dit was een identificerend kenmerk van de Christenen in die tijd. Christenen gingen niet naar een rechtbank om hun gelijk te halen of een geschil te beslechten. Ze gingen een mede-gelovige niet aanklagen voor een rechtbank. Ze zouden zelfs ongelovigen niet voor de rechter brengen (Matt. 5:40). En dit alles veranderde. De Christenen vanaf Constantijn, gingen al snel samen met hem oorlog voeren om het Romeinse Rijk te verdedigen, in eerste instantie alleen tegen de ongelovigen. Want Gods Koninkrijk, wat nu een onderdeel geworden was van het Romeinse koninkrijk, moest toch ook verdedigd worden?

Nu dienden de Christenen in twee koninkrijken. Eerst waren ze gescheiden, nu was het verbonden met elkaar en al snel gingen ze het wereldse Romeinse Rijk met het zwaard verdedigen. Nog geen 50 jaar later, voerden ze niet alleen oorlog tegen de ongelovigen, maar ook tegen elkaar. Zelfs tot in onze tijd moorden Christenen elkaar in oorlogen uit.

Het werd ook heel gewoon om elkaar voor de rechter te brengen. Nog een groter invloed had het verliezen van hun leerstelling van vrijheid van religie. De eerste Christenen ondervonden door deze leerstelling voor de tijd van  Constantijn juist zelf veel vervolging. De reden van dit standpunt is dat ze wisten dat God niet wil dat iemand onder dwang in Zijn koninkrijk komt. God wil alleen vrijwilligers in Zijn Koninkrijk. Je kan niet iemand dwingen om iets te geloven tegen zijn of haar eigen geweten en wil in. Daarom zouden de eerste Christenen nooit iemand vervolgen die een ander geloof aanhing, ook al hadden ze misschien een goede reden hiervoor en stonden ze wel zelfs in hun recht. 

Maar Constantijn maakte van Christendom niet alleen een Staatsreligie, hij begunstigden Christenen ook. En binnen 50 jaar nadat het een Staatsreligie geworden was werden ongelovige niet-Christenen door de Christenen zelf vervolgd. Zij werden nu het uitschot. Alle praktijken die de eerste Christenen te verduren hadden gekregen, werd nu toegepast in naam van Christus tegen de ongelovigen. Met als gevolg dat de Christenen zonken tot hetzelfde niveau als de 'ongelovige' wereld om hen heen. Ze begonnen snel daarna ook andersdenkende Christenen te vervolgen die niet precies geloofden wat zij voorschreven.

De Donatisten (uit de vierde eeuw n.Chr.) weigerden de invloed te accepteren van Constantijn en andere Romeinse invloeden binnen hun groepering. Zij verklaarden: “Wat hebben de koninkrijken van deze wereld te maken met het Koninkrijk van God. Dit zijn twee totaal verschillende koninkrijken.”

Als gevolg hiervan werden de Donatisten vervolgd door zowel de Romeinen, als ook door de Christenen.

Augustinus van Hippo (die leefde van 354 tot 430 n.Chr.) schreef uiteindelijk een omvangrijk werk met voorwaarden waarna het wel toegestaan was om mede-christenen te vervolgen en waarom het toegestaan is om Christenen en anderen te verplichten of te dwingen om geweld toe te passen. 

De Christenen handelden hierna niet anders dan zoals de wereld voorheen hun behandeld had. En ironische is, dat toen de Christenen het zwaard op gingen pakken het Romeinse Rijk al snel ineen stortte.

Een beetje witte verf in een blik zwarte verf niet veel invloed zal hebben. Het zal misschien iets effect hebben, maar de uitwerkingen hiervan op Gods Koninkrijk en de Christenheid zullen veel groter zijn dan de effecten ten positieve die ze in deze wereld kunnen bewerkstelligen.

Een andere historische les, vinden we terug in de Engelse burgeroorlog van midden 1600, toen de Puriteinen besloten te vechten om de regering omver te werpen. Ze vochten niet tegen heidenen of ongelovigen, maar tegen mede-Christenen en hun kerkleiders. En ze hadden succes. Dit bracht religieuze vrijheid voor elke individu als een positief punt voort. Voorheen was er geen geloofsvrijheid voor kleine anders denkende Christelijke groeperingen. Deze werden wel vervolgt en in de gevangenis gezet maar vaak niet onthoofd, verbrand of verdronken zoals in Europa wel het geval was met de Anabaptisten. Er waren kleine groeperingen zoals de Quakers en Baptisten die nu openlijk samen konden komen. Hun christelijke moraal had een goede invloed op de maatschappij en ze verordende wetten om de theaters te sluiten en wetten die het kaartspelen verboden en andere activiteiten op zondag. Je zou weer kunnen zeggen, “Zie; hier weer een goed voorbeeld van het in de politiek meedoen en een positief verschil maken.” Maar wat is er ook hiermee verloren gegaan?

Als eerste, de authenticiteit van het Christendom – iets waar eigenlijk al niet veel meer van over was. Er waren wel belijdende Christenen, mensen die zichzelf bezagen als groepering die gehoorzaam waren aan Christus is, maar daarnaast gebruikten ze alle middelen van de wereld. Ze doden andersdenkende Christenen en onthoofden de koning. De Christenen hadden zichzelf op een lager niveau gebracht dan de wereld om hen heen.

Uiteindelijk resulteerde dit in een vreselijke neergaande spiraal. Ongeveer 20 jaar nadat dit had plaatsgevonden waren de mensen ziek en moe van de religie die hun werd opgedrongen en welke was verordend door de regering. Ze waren blij dat Charles II, de zoon van de koning die ze hadden onthoofd, weer op de troon kwam en startte met het heropbouwen de Engelse kerk. Een stroming die hieruit voortvloeide was het Deïsme (het geloven in God als schepper, maar dat Hij zich verder nergens meer mee bemoeide). Veel andere mensen hadden de buik vol van religie. Ze zagen de onchristelijke dingen die beide zijden hadden gedaan. Ze moorden beide in de naam van Christus. Ze waren de christelijke religie zat, verlieten deze in grote getalen en stroomden naar de New Age bewegingen en naar allerlei oosterse religies.

Nog een voorbeeld dat een negatief gevolg had op het Christendom vinden we terug in de 20ste eeuw. Er kwam een T.V. dominee die zich kandidaat stelde om president van Amerika te worden. Heeft zijn invloed iets veranderd. Misschien zijn er goede dingen uit voort gekomen. Maar wat is verloren gegaan? 

De Christenen zijn nu zo druk bezig met het regeren van hun land en het willen veranderen van de wereld, dat zij zich niet realiseren dat de wereld een veel grotere invloed heeft op het Christendom dan dat zij hebben op de wereld. Een voorbeeld hiervan is echtscheiding. In de jaren 1960 en daarvoor waren bijna alle belijdende Christenen tegen echtscheiding. Nu is het zo dat echtscheidingen onder Christenen bijna overal aanvaard zijn. Waarom hebben veel Christenen hun zienswijze hierover veranderd? Omdat de wereldse kijk hierop is veranderd en de Christenen hebben zich zo met de wereld vermengd dat ze hun Bijbelse kijk op echtscheiding hebben laten vervangen door de wereldse opvatting.

Maar bezagen de eerste Christenen de natiën van deze wereld als iets slechts, iets wat buiten Gods plan stond? Kunnen we ongehoorzaam zijn aan de regels van een land waarin we wonen omdat we in een ander koninkrijk leven? Nee, want de eerste Christenen wisten dat alle autoriteiten door God zijn aangesteld. Dit is ook wat Paulus schrijft:

Iedereen moet het gezag van de overheid erkennen, want er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld.
(
Rom. 13:1)

Dat is precies zoals de eerste Christenen het bezagen. Als je trouwens wilt weten wat de eerste Christenen geloofden over een onderwerp, lees dan het Nieuwe Testament en zoek alle teksten over dat onderwerp op en neem ze letterlijk en serieus en je vindt precies wat de eerste christenen geloofden.

Hier volgen enkele citaten van de eerste Christenen die hun standpunt hierin verduidelijken.

De leerlingen van Polycarpus (die leefde van 69 tot 156 n.Chr. en een persoonlijke discipel was van de apostel Johannes) schreven:

Polycarpus' leerlingen 1.41 (69 – 156 n.Chr.)

Ik dacht dat u het recht had op een verklaring [van mijn geloof]; want wij hebben geleerd om de nodige eer (die geen schade op ons brengt) te geven aan de bevoegdheden en de autoriteiten die door God aangesteld zijn."

Nadat de Romeinse autoriteiten hun gerespecteerde oude bisschop van de gemeente in Smyrna (die ook vermeld wordt in het Bijbelboek Openbaring) hadden vermoord, schreven de leerlingen van die gemeente aan de Romeinse autoriteiten:

“Wij geven jullie eer, want we erkennen dat jullie autoriteit van God komt”.

Theofilus 2.92 (omstreeks tweede eeuw n.Chr.)

Want zijn (de koning) autoriteit heeft hij gekregen van God; Daarom, eert de koning en wees onderworpen aan hem en bid met een loyale geest voor hem. Door dit te doen, doe je de wil van God. Want de wet van God zegt: “Mijn zoon, vreest de Heer en de koning en wees niet ongehoorzaam aan hen. Want plotseling nemen ze wraak op hun vijanden.

Tertullianus 3.43 (160 – 230 n.Chr.)

Dus op geldige redenen kan ik zeggen dat Caesar meer van ons is dan van u, want onze God heeft hem aangesteld.

Wat een interessant contrast. Aan de ene kant weigerden de eerste Christenen een deel van de wereld te zijn. Ze weigerden de waarden en normen van de wereld te aanvaarden en ze hielden zich afgescheiden  hiervan. Aan de andere kant was er niemand meer gehoorzaam en meer getrouw aan het betalen van bijvoorbeeld belasting en leven naar de Romeinse wetten als dat de eerste Christenen dat waren. Met de enige uitzondering dat als een van deze wetten in conflict kwam met Gods geboden ze natuurlijk kozen voor gehoorzaamheid aan God. De eerste Christenen gaven eer aan de wereldse leiders en ze baden ook regelmatig voor hen. Dat is iets wat wij ook zouden moeten doen. In 1 Timotheüs 2:2,3 staat:

Bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid. Dat is goed en welgevallig in de ogen van God, onze redder, die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.”

Het is onze taak om te bidden voor deze leiders. Bidden dat onze land groot, sterk en machtig wordt? Nee, we bidden dat wij een vredig en rustig leven mogen leiden om zo vele goede dingen voor Gods Koninkrijk te mogen doen. Het is niet fout om voor vrede te bidden en voor een lang leven voor onze leiders.

Tertullianus 3.42 vervolgt:

Maar wij, zo verklaart u, vleien de keizer en veinzen deze gebeden van ons alleen maar om aan vervolging te ontkomen. Dank u voor uw beschuldiging, die ons de gelegenheid geeft om het tegendeel te bewijzen van deze beschuldigingen. … Ja, de Schrift zegt zelf in duidelijke woorden: “Bid voor koningen en vorsten, en krachten, dat alle vrede met u zijn.”  

Ja, ze baden dus letterlijk ook voor hun vervolgers. Maar de vroegere Christenen weigerden om de wapens op te nemen, om de regering omver te werpen zoals de puriteinen dat deden. Ze lieten hen in Gods handen. 

Tertullianus 3.42 & 3.105

Geen opstand is er ooit vanuit ons lichaam ontstaan; het bloed van geen enkele Caesar heeft ooit aan ons gekleefd, ook niet in de senaat of in het paleis; … 

De eer en gehoorzaamheid die de eerste Christenen gaven aan wereldse leiders bleef wel relatief. Ze gehoorzaamden aan de regering en de overheid zolang hun wetten niet Gods geboden overtraden. Ze gaven eer, maar weigerden hun te aanbidden of andere goddelijke eer aan hun te geven.

Tertullianus schrijft na aanleiding van Romeinen 13:1-7 en 1 Petrus 2:17 het volgende:

Tertullianus 3.647, 648 

Zonder twijfel moedigt de apostel de Romeinen aan om onderdanig te zijn aan alle heersers, want er bestaat geen heerser zonder dat deze door God is aangesteld. … Dan gaat hij verder en laat zien dat hij wenst dat zij onderdanig zijn aan deze heersers en moedigt aan om hen te geven; 'belasting aan wie u belasting verschuldigd bent, accijns aan wie u accijns verschuldigd bent, ontzag aan wie ontzag toekomt, eerbied aan wie eerbied toekomt'. Met andere woorden, geef aan Caesar terug wat van Caesar is, en aan God wat van God is. Maar de mens is het eigendom van God. En zo ook zei Petrus heel duidelijk, dat de koning moet worden geëerd. Maar hij bedoelt hiermee dat deze eer alleen in de zaken gegeven kan worden die van hem zijn – dat wil zeggen, indien hij niet de eer opeist die alleen God toekomt.

Origenes 4.560 (ca. 248 n.Chr.)

Maar wat te doen, indien de innerlijke wet – dat wil zeggen, de wet van God – ons gebied dat te doen wat tegengesteld is aan de geschreven wet (van het land)? Verteld het verstand ons niet om afscheid te nemen van de geschreven wetten … en ons geheel over te geven aan onze wetgever, God? We doen dit ook al komen we hierdoor in gevaar, we zwaar en lang moeten werken en zelfs oneer en de dood moeten ondergaan.

De eerste Christenen hadden duidelijk hun beslissing al gemaakt voordat er vervolging kwam. Als 'caesar' iets van ons vraagt te doen wat tegen Gods geboden in gaat, dan doen we het niet. We gaan niet in oorlog als caesar dat van ons vereist, wat de consequenties van deze beslissing ook inhouden. We doen datgene wat Jezus Christus ons onderwees, ook al betekent het dat we het risico lopen om gemarteld te worden en ter dood worden gebracht. 

Lactantius 7.182 (ca. 304 – 313 n.Chr.)

Indien de mensen ons opdragen te handelen tegen het gebod van God in, en in tegenspraak met rechtvaardigheid, moeten we niet terugdeinzen voor de bedreigingen en straffen die over ons komen. Want we verkiezen liever gehoorzaam te zijn aan de geboden van God dan aan de geboden van mensen.

Dezelfde beslissing die Petrus en Johannes maakten (Hand. 4:19). Het is duidelijke dat de eerste Christenen besloten hadden dat hun geest, hart, ziel en leven helemaal aan God toebehoorde, en zij gaven dit niet aan 'caesar'.  

Tertullianus 3.70 (ca. 200 n.Chr.)

Geef aan caesar inderdaad geld, en jezelf aan God. Want, wat zal er van God zijn, als alles van caesar is?

Dat is het probleem wat we hebben met 'caesars'. Dat is het probleem wat we hebben met de regeringen van deze wereld. Ze willen dat ALLES van hen is! Ze willen jou bezitten, inclusief je leven, je ziel. Zij bepalen je levenswijze, je moraal, zij bepalen wat goed en kwaad is. En de eerste Christenen zeiden:

“Nee, ons leven, onze ziel, onze moraal, onze gehoorzaamheid, dat behoort alleen God toe en we geven dat nooit en te nimmer aan jullie, wat ook de gevolgen zouden zijn.

Laten we even herhalen wat we tot nu toe hebben geleerd. We hebben gezien wat de Bijbel leerde en hoe de eerste Christenen begrepen, wat ik bedoel met de leer van de twee koninkrijken. Er bestaan dus twee koninkrijken. Het Koninkrijk van God en het koninkrijk van de wereld. Ze zijn heel verschillend en kunnen onmogelijk met elkaar verbonden of vermengt worden. Ze moeten wel erg verschillen van elkaar want ze hebben verschillende een zienswijze, andere normen en waarden en geboden. En we hebben gezien dat het Koninkrijk van God echt bestaat, hier en nu, in de ware volgelingen van Jezus Christus. Dat is het ware Koninkrijk Gods. Het heeft wetten en het geeft ons leiding. Het heeft een heel andere normen en waarden dan de wereldse koninkrijken om ons heen.

Het is leven in Zijn Koninkrijk of in een koninkrijk van de wereld. We kunnen ze niet het beste van beide kiezen. We kunnen niet beide dienen, niet aan beide toebehoren. Ondanks dat helaas veel Christenen dat proberen te doen en het ook zo uitdragen. We hebben ook gezien dat God uiteindelijk de controle heeft over de gehele wereld, over alle koninkrijken die er zijn en dat Hij macht geeft aan die wereldse leiders. Zij krijgen hun aanstelling van God. 

En als Christenen we weten dat het moment komt, nog in de toekomst, dat Jezus Christus een einde gaat brengt aan alle wereldse koninkrijken en alleen nog maar één Koninkrijk overblijft en dat is het Koninkrijk van God. Laten we daarom nu al beslissen om een onderdaan van dit Koninkrijk te zijn en blijven. Zie hiervoor ook: De Vijf Geboden van Gods Koninkrijk.


May God Bless You.

© OTR 2023