Hoofdstuk 6 - Oneindig meer redenen om te scheiden.
Aangekomen in de eerste eeuw was er een algemene overeenstemming onder de leraren van de joodse scholen (rabbijnen) over de meeste aspecten van echtscheiden en her-trouwen. Ze waren het erover eens dat de rechtmatige gronden voor echtscheiding waren; bewuste kinderloosheid, materiële verwaarlozing, emotionele verwaarlozing en ontrouw.
Echtscheiding werd bezien als iets wat ongewenst is, maar soms wel onvermijdelijk. Echtscheidingen werden geïnitieerd (gegeven) door de man, maar een joodse rechtbank (van rabbijnen) konden een man dwingen om zijn vrouw een echtscheidingscertificaat te geven indien de vrouw kon aantonen dat ze voldoende bewijzen had voor een echtscheiding.
Her-trouwen was algemeen geaccepteerd, maar indien het was na een echtscheiding op onrechtmatige gronden, dan werd het bezien als overspel. De rabbijnen waren het ook eens over de financiële vergoedingen bij echtscheidingen indien de huwelijksbeloften (contract) waren geschonden.
Het belangrijkste geschilpunt binnen de twee ‘hoofdgroepen’ rabbijnen waar het debat over ging, concentreerde zich op de interpretatie van Deut. 24:1. Hier ging het om hoe dit te interpreteren, namelijk: “iets schandelijks” of “een schandelijk iets”.
Voor dat we dit verder bespreken, moeten we weten welke twee rabbijnse ‘stromingen’ er waren ten tijde van Jezus. Dit waren volgelingen van de school van Hillel (8) en de volgelingen van de school van Shammai. (9)
Het geschil zat hem in de interpretatie van de echtscheidingsgrond in Deut. 24:1.
De school van Shammai interpreteerde dit als volgt:
“Een man mag niet van zijn vrouw scheiden tenzij hij onkuisheid (10) in haar heeft gevonden, want er staat geschreven: Omdat hij iets schandelijks in haar vindt”.
De School van Hillel interpreteerde het zo:
“Hij mag van haar scheiden, ook al bederft ze een gerecht voor hem, want er staat geschreven: “Omdat hij iets schandelijks in haar vindt.””
Jezus verwierp de interpretatie van Hillel die “elke reden” toestond om te scheiden (Matt. 19:3) door te kiezen voor de uitleg van Shammai die aangeeft, “één reden” - namelijk seksuele immoraliteit. Jezus antwoordde: “Wie zijn vrouw verstoot anders dan om hoererij (Gr. porneia) en met een ander trouwt, die pleegt overspel, en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.” (Matt. 5:32 & 19: 9).
De Hillel school leerde “elke reden”, omdat zij in Deuteronomium 24:1 het woord benadrukte “schandelijks in iets". De Shammai echter leerde "porneia" omdat zijn benadrukte in Deuteronomium 24:1 “schandelijks in iets”.
Elke school benadrukte een ander woord in dit vers. Dit was een van de belangrijkste argumenten van de school van Hillel bij het voorstaan van de “om elke willekeurige reden”-scheiding in de tijd van Jezus Christus.
Toen Jezus Christus de kant van de school van Shammai koos, maakte dit zelfs Zijn discipelen van streek. Zij waren gewend om in veel zaken de kant van Hillel te kiezen zoals de meerderheid van de Joden in die tijdsperiode, want zij reageerden hierop met:
“Als de zaak van de man met de vrouw er zo voor staat, is het beter niet te trouwen.” (Matt. 19:10). (11)
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom de school van Hillel ten tijde van Jezus de overhand had. Zij stonden de redenen voor echtscheiden voor die het eenvoudiger maakten, iets wat tevens ‘gewoon was’ in de Grieks-Romeinse samenleving van hun tijd, en veel ‘gedoe’ en ‘rompslomp’ overbodig maakte. De man schreef gewoon een echtscheidingscertificaat uit en daarmee was de zaak geregeld.
Om Jezus’ antwoordt, en wat Hij ook niet zei, (12) goed te interpreteren, moeten we begrijpen waarom Jezus dit antwoord gaf en in welke setting/situatie dit plaatsvond. (13) Laten we daarom Jezus’ antwoord op de vraag van de Farizeeën in het volgende hoofdstuk eens verder onder de loep nemen.
(8) https://en.wikipedia.org/wiki/Hillel_the_Elder
(9) https://en.wikipedia.org/wiki/Shammai
(10) De Hebreeuwse uitdrukking עֶרְוַת דָּבָר (ʿervat davar) omvat een genitief van specificatie, iets dat gekenmerkt wordt door עֶרְוָה (ʿervah). עֶרְוָה betekent "naaktheid", en betekent bij uitbreiding "schaamte, seksuele onbetamelijkheid, geslachtsorganen, onfatsoenlijkheid" (NIDOTTE III 528, Jastrow 1114-15).
(11) Zie hoofdstuk 5 “Rabbinic Teaching” uit “Divorce and Remarriage in the Bible” - David Instone-Brewer voor uitgebreide informatie en bronvermeldingen.
(12) Of gedeelten van het gesprek met de Farizeeën die niet werd opgenomen in de Evangelie verslagen die we in Bijbel hebben
(13) Vaak is het goed je af te vragen als je een passage leest: “Wie zegt wat tegen wie, waarom en in welke sociale en culturele achtergrond wordt dit gezegd?”