Hoofdstuk 9 - Hoe zit het met wat Paulus schreef?
Paulus was goed bekend met Jezus’ onderwijs over echtscheiding en her-trouwen en was het daarmee eens, maar hij behandelde in de eerste Korinthe brief in hoofdstuk 7 ook een ander probleem waarmee hij (en Jezus in Zijn tijd niet) te maken mee kreeg.
Dat Paulus het eens was met Jezus’ onderwijs is belangrijk om te benadrukken. Paulus (voorheen Saulus) was een veelbelovende student van rabbijn Gamaliel (Hand. 22:3) die een kleinzoon was van Hillel. Dus dat Paulus hier niet de ‘interpretatie’ volgt van de school van Hillel, geeft aan dat hij op de hoogte en het eens was met de ‘uitleg’ van Deut. 24:1 van de school van Shamai die Jezus gaf.
In 1 Kor. 7:8,9 geeft Paulus duidelijk aan dat het aangaan van een (nieuw) huwelijk door een weduwe of weduwnaar geen probleem is, en dat het overlijden van een van de partners het huwelijksverbond ontbind. Hij zegt:
“Wat de weduwen en weduwnaars betreft, zeg ik dat het goed voor hen zou zijn alleen te blijven, zoals ik. Maar wanneer ze dat niet kunnen opbrengen, moeten ze trouwen, want het is beter te trouwen dan te branden van begeerte.” (NBV)
Een ander vers dat uit zijn verslag belangrijk is in het kader van dit artikel, is 1 Kor. 7:15:
“Maar als de ongelovige partij wil scheiden, moet dat maar gebeuren; in dat geval is de broeder of zuster niet gebonden. Bedenk echter dat u door God geroepen bent om in vrede te leven.” (NBV)
Na hiervoor overduidelijk te hebben gemaakt dat de christelijke partner niet de aanleiding of initiator mag zijn van een echtscheiding, zegt hij het bovenstaande.
De broeders en zusters in Korinthe leefde onder de Romeinse wetten, en velen van hun waren van niet-joodse afkomst. Onder de Romeinse wet konden zowel mannen als vrouwen scheiden door gewoonweg te vertrekken, of de partner weg te zenden uit hun huis. Paulus vertelde aan de Korinthiërs dat Christenen niet op deze wijze mochten handelen, en dat ze nooit de reden of initiator van een echtscheiding mochten zijn. Maar, indien ze door hun niet-christelijke partner (man of vrouw) werden verlaten of weggezonden, en er was geen mogelijkheid tot vergeving of verzoening, zij niet meer onder het ‘verbond’ stonden en vrij waren om te her-trouwen.
Het is duidelijk door de bewoording “moet dat maar gebeuren” dat de christelijke partner niets meer kon doen om het huwelijk in stand te houden. In de Grieks-Romeinse samenleving zou iedereen ook direct begrijpen dat ‘niet gebonden’ gelijk stond met ‘vrij om te her-trouwen’. Waarbij Paulus de enig voorwaarde stelt, “alleen in de Heer”, dus alleen met een mede-christen (19), maar ook hier, waarschijnlijk in verband met de omstandigheden, (20) moedigt hij aan om dan vrijgezel te blijven.
De zin; “Bedenk echter dat u door God geroepen bent om in vrede te leven”, is een wat moeilijker te begrijpen uitspraak. Paulus zou kunnen verwijzen naar soortgelijke uitspraken die we vaker terugvinden in rabbijnse geschriften, namelijk (zoals wij het ook kennen) als;
“voor de goede vrede”. (21)
Het werd in die tijd vaker gebruikt als een pragmatische / praktische oplossing voor zaken die niet opgelost konden worden of niet geregeld konden worden binnen de geldende regels en wetten.
Normaal zou een (christelijke) vrouw namelijk alleen kunnen her-trouwen indien ze in het bezit was van een door de vertrekkende gelovige of ongelovige man gegeven echtscheidingscertificaat, of met een bewijs dat haar man was overleden.
Vaak had de christelijke vrouw deze er niet, omdat;
a. haar man deze niet wilde verstrekken, of
b. de (misschien wel overleden) man helemaal niet meer te vinden was. (22)
Dan moesten de Korinthiërs en andere christelijke gemeenten die deze brief ook te lezen kregen, volgens Paulus niet dogmatisch en legalistisch (wettisch) handelen, maar ‘in vrede met elkaar leven’, en de christelijk gescheiden of verlaten vrouw bezien als zijnde op rechtmatige gronden gescheiden, met het recht om te her-trouwen. (23)
Door in het begin van het hoofdstuk 7 veel tijd te besteden aan de verantwoordelijkheden van zowel de man als de vrouw in het huwelijk, benadrukte Paulus de belangrijkheid waaraan degenen die een huwelijk waren aangegaan zich moesten houden.
(19) In Paulus’ tijd was een Christen iemand die niet alleen met de lippen verkondigde een Christen te zijn, maar ook leefde naar het onderwijs van Jezus Christus. (Matt. 16:24)
(20) Er wordt aangenomen dat er op dat moment een hongersnood heerste. Als alleenstaande was het al moeilijk genoeg om aan voldoende voedsel te komen, laat staan dat er een gezin van eten voorzien moest worden.
(21) Zie hoofdstuk 7 - “Paul’s Teaching” uit “Divorce and Remarriage in the Bible” - David Instone-Brewer voor uitgebreide informatie en bronvermeldingen.(22) Dit was een groot probleem aan het worden voor veel vrouwen in die tijd. Zij hadden geen echtscheidingscertificaat kunnen krijgen, omdat hun man ‘verdwenen’ was.
(23) In Paulus tijd, gaven veel christelijke mannen (heel liefdevol) als ze op een verre reis gingen, vooraf een echtscheidingscertificaat aan hun vrouw zodat, indien ze niet meer terugkeerden, hun vrouwen dit konden gebruiken om ‘legaal’ weer te her-trouwen.