Hoofdstuk 3 - Voorwaarden voor een rechtmatige echtscheiding.
In Exodus 21:10,11 lezen we het volgende over een slavin:
“Neemt hij naast haar een andere vrouw, dan mag hij de slavin niet minder voedsel of kleding geven en niet minder vaak gemeenschap met haar hebben; doet hij haar op een van deze drie punten tekort, dan mag ze weggaan zonder ook maar iets te hoeven betalen.” (NBV)
Waarschijnlijk was de slavin hierdoor vrij van het betalen van een geldsom om haar vrijheid te verkrijgen. Als deze drie ‘voorwaarden’ voor een slavin golden om ‘vrij’ te kunnen komen, dan mogen we ook aannemen dat deze zeker ook de ‘rechten’ waren die vrouwen hadden in het huwelijk.
Elke vrouw waarmee de man een huwelijkscontract aangegaan was, en waarbij hij een van de bovengenoemde voorwaarden schond, moest haar de bruidsschat terugbetalen en ze kreeg volgens Deuteronomium een echtscheidingscertificaat van haar (ex)man. In Deut. 24:1-4 lezen we:
“Wanneer een man een vrouw genomen heeft en met haar getrouwd is, en het gebeurt dat zij geen genade meer vindt in zijn ogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft, en hij haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, en als zij dan uit zijn huis vertrekt, weggaat en de vrouw van een andere man wordt, en die laatste man ook een afkeer van haar krijgt, haar een echtscheidingsbrief schrijft, die in haar hand geeft en haar uit zijn huis wegstuurt, of als die laatste man, die haar voor zichzelf tot vrouw genomen heeft, sterft, dan mag haar eerste man, die haar heeft weggestuurd, haar niet terugnemen om hem tot vrouw te zijn, nu zij onrein geworden is; want dat is voor het aangezicht van de HEERE een gruwel. U mag geen zonde brengen over het land dat de HEERE, uw God, u als erfelijk bezit geeft.” (HSV)
Het is goed om op te merken is dat de eerste man die haar met een echtscheidingscertificaat heeft weggezonden, haar later, als de vrouw weer ‘vrij’ is, niet meer opnieuw mag huwen. We komen dit namelijk tevens tegen in het volgende hoofdstuk over het precedent wat God zelf gaf.
Nog een grond voor een rechtmatige echtscheiding, buiten de drie in Ex. 21:10,11, wordt in Deut. 24:1-4 gegeven, namelijk: ‘iets schandelijks in haar’. Het geven van een echtscheidingscertificaat, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, was specifiek iets uit het OT, en vinden we dan ook niet terug in ander documenten in het Nabije Oosten.
Dat echtscheiden trouwens niet een ‘lichtzinnig’ op te nemen zaak is, lezen we in Deut. 22:13-21. Hieruit blijkt ook dat het ‘schandelijks aan haar’ betrekking heeft op seksuele reinheid van de vrouw. Hier staat:
“Wanneer een man een vrouw neemt, bij haar komt, en vervolgens een afkeer van haar krijgt, en als hij haar dan allerlei dingen ten laste legt, haar een slechte naam bezorgt, en zegt: Deze vrouw heb ik tot vrouw genomen, maar toen ik tot haar naderde, ontdekte ik dat ze geen maagd meer was, dan moeten de vader van dit meisje en haar moeder het bewijs van de maagdelijkheid van het meisje meenemen en naar de oudsten van de stad brengen, naar de poort. De vader van het meisje moet dan tegen de oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan deze man tot vrouw gegeven, maar hij heeft een afkeer van haar gekregen. En zie, hij heeft haar allerlei dingen ten laste gelegd door te zeggen: Ik heb ontdekt dat uw dochter geen maagd meer was. Maar dit is het bewijs van de maagdelijkheid van mijn dochter. Vervolgens moeten zij het kleed voor de oudsten van de stad uitspreiden. Dan moeten de oudsten van die stad die man meenemen en hem straffen. Ze moeten hem een boete van honderd zilverstukken opleggen en die aan de vader van het meisje geven, omdat hij een maagd uit Israël een slechte naam heeft bezorgd. Verder zal zij hem tot vrouw blijven; hij mag haar al zijn dagen niet wegsturen. Maar als dit woord waar is, als ontdekt wordt dat het meisje geen maagd meer was, dan moeten zij het meisje naar buiten brengen, naar de deur van het huis van haar vader, en de mannen van haar stad moeten haar met stenen stenigen, zodat zij sterft, want zij heeft een schandelijke daad in Israël begaan door hoererij te bedrijven in het huis van haar vader.”
De precieze bewoording van een echtscheidingscertificaat vinden we helaas niet terug in het OT, maar we hebben wel rabbijnse bronnen van echtscheidingscertificaten. (3) Daarin vinden we bijna overal deze belangrijke zin terug; “het is je toegestaan te trouwen met elke man die je wenst”. Dit geeft duidelijk de functie aan van het echtscheidingscertificaat; de mogelijkheid voor een vrouw om legaal te hertrouwen.
Maar hoe zit het met de man?
Mocht hij dan wel ‘her-trouwen’ zonder een echtscheidingscertificaat? Het klinkt misschien vreemd voor ons, maar zelfs nog in Jezus’ tijd was polygamie, het getrouwd zijn met meer dan één vrouw, nog steeds toegestaan in de joodse samenleving. Wel moet gezegd worden dat dit zich beperkte tot de welgestelden, want elke vrouw moest ook onderhouden worden, dat kostte veel geld en was alleen voor de welgestelden binnen het joodse volk weggelegd. Ook waren er in de rabbijnse scholen debatten gaande om polygamie af te schaffen en te verbieden.
Nog even om te benadrukken: Het echtscheidingscertificaat was specifiek bedoeld voor de vrouw, om ‘vrij’ te zijn, en om weer te kunnen her-trouwen, zonder beschuldigd te worden van hoererij of overspel, waarop in oude tijden zelfs de doodstraf stond. (4) De man had geen ‘restrictie’ tot het maar hebben van maar een vrouw (en dus beschuldigd te worden van ‘overspel’), en mocht dus getrouwd zijn met meerdere vrouwen tegelijkertijd. De vrouw kon maar met één man gehuwd zijn.
(3) Zie hoofdstuk 5 “Rabbinic Teaching” uit “Divorce and Remarriage in the Bible” - David Instone-Brewer voor uitgebreide informatie en bronvermeldingen.
(4) De doodstraf door steniging werd al ruim voor de eerste eeuw niet ‘officieel’ toegepast. Zeker nadat de Joden onder ‘toezicht’ kwamen van de Romeinen,
mochten ze deze vorm van terechtstelling niet meer uitoefenen en moesten ze de in hun ogen zijnde ‘misdadigers’ overdragen aan de Romeinse autoriteiten. Wel kwam het voor dat menigten uit woede zowel mannen als vrouwen stenigden. Zie als voorbeeld de steniging van Stefanus in Hand. 7:54-60, maar ook Paulus die zich er oa. op beroept een Romeins staatsburger te zijn.