Demonen, wie zijn de
Over de demonen en wie ze zijn, wordt nogal verschillend gedacht. De uitleg van de eerste christenen is heel verhelderend en logisch. Zij zeiden hierover dat dit de zielen zijn van de kinderen, geboren uit de vrouwen die voor de vloed betrekkingen hadden met de engelen die naar de aarde gekomen waren in Noach tijd. Tijdens de vloed stierven hun lichamen, maar konden hun zielen nergens heen dan alleen rondolen over de aarde, op zoek om weer bezit te nemen van een lichaam. Lees de onderstaande Bijbeltelksten en citaten van de eerste christenen hierover eens door.
../..
"En het gebeurde, toen de mensen zich op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en er dochters bij hen geboren werden, dat Gods zonen [engelen] de dochters van de mensen zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden. … In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam.” Gen. 6:1-4
"De demonen smeekten Hem: Als U ons uitdrijft, sta ons dan toe dat wij in die kudde varkens gaan. En Hij zei tegen hen: Ga. En zij gingen uit hen weg en trokken in de kudde varkens; en zie, de hele kudde varkens stortte van de steilte af de zee in, en zij stierven in het water." Matt. 8:31,32
"Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit." Matt. 10:8
"Wanneer een onreine geest iemand verlaat, trekt hij door dorre oorden op zoek naar een rustplaats. Maar als hij die niet vindt, zegt hij: "Ik zal terugkeren naar mijn huis, dat ik verlaten heb." En wanneer hij terugkeert, merkt hij dat het leegstaat, schoongemaakt is en op orde gebracht. Dan gaat hij weg en haalt er zeven andere demonen bij, die slechter zijn dan hijzelf, en zij allen nemen daar blijvend hun intrek. En zo is de mens bij wie de demon intrekt er ten slotte veel slechter aan toe dan voorheen. Zo zal het ook gaan met deze verdorven generatie.’" Matt. 12:43,44
"En Hij stelde er twaalf aan om bij Hem te zijn, en om hen uit te zenden om te prediken, en macht te hebben om de ziekten te genezen en de demonen uit te drijven." Mark. 3:14,15
"Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd sommigen het geloof zullen verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren." 1 Tim. 4:1
"U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen." Jak. 2:19
Zie ook:
1 Kor. 10:20
Opb. 9:20
Matt. 4:24
Matt. 8:28,29
Luk. 10:17
Hand. 16:16
../..
The angels transgressed this appointment and were captivated by love of women. And they begat children, who are those who are called demons. Justin Martyr (c. 160, E), 1.190.
None of the demons possess flesh. Their structure is spiritual, like that of fire or air. And only by those whom the Spirit of God dwells in and fortifies are the bodies of the demons easily seen, not at all by others. Tatian (c. 160, E), 2.71.
The demons who rule over men are not the souls of men. Tatian (c. 160, E), 2.72.
The demons were driven forth to another abode [verblijfplaats]. Tatian (c. 160, E), 2.74.
These angels, then, who have fallen from heaven, and haunt the air and the earth, and are no longer able to rise to heavenly things, and the souls of the giants, who are the demons who wander about the world, perform similar actions. Athenagoras (c. 175, E), 2.142.
The philosophers acknowledge there are demons. Tertullian (c. 197, W), 3.36.
Furthermore, we are instructed by our sacred books how from certain angels, who fell of their own free will, there sprang a more wicked demon brood [nageslacht], condemned of God along with the authors of their race. . . . Their great business is the ruin of mankind. So, from the start, spiritual wickedness sought our destruction. Accordingly, they inflict upon our bodies diseases and other grievous calamities. And by violent assaults, they hurry the soul into sudden and extraordinary excesses. . . . By an influence equally obscure, demons and angels breathe into the soul, and rouse up its corruptions with furious passions and vile excesses. Tertullian (c. 197, W), 3.36.
Why may not those who go into the temptations of the show become accessible also to evil spirits? We have the case of the woman—the Lord Himself is witness—who went to the theatre, and came back possessed. In the outcasting, accordingly, when the unclean creature was upbraided with having dared to attack a believer, he firmly replied, “And in truth I did it most righteously, for I found her in my domain.”
Tertullian (c. 200, W), 4.90
From the seed [of the fallen angels and women], giants are said to have been born. By them, arts were made known in the earth. They taught the dyeing of wool and everything that is done. When they died, men erected images to them. Yet, because they were of an evil seed, the Almighty did not approve of their being brought back from death when they had died. For that reason, they wander and they now subvert many bodies. And it is these whom you [pagans] presently worship and pray to as gods. Commodianus (c. 240, W), 4.203.
However, those who were born from [the relations of angels with women] —because they were neither angels nor men, but had a mixed nature—were not admitted into Hades [when they died]. Similarly, their fathers had not been admitted into heaven, either. Thus there came to be two kinds of demons: one of heaven, the other of the earth. The latter are the wicked spirits, who are the authors of all the evils that are done. This same devil is their prince. . . . However, grammarians say that the reason they are called demons . . . is because they are skilled and acquainted with matters. For the grammarians think they are gods. In truth, the demons are acquainted with some future events, but not with all. For He has not permitted them to know entirely the counsel of God. As I was saying, these contaminated and abandoned spirits wander over the whole earth. They console their own ruin by destroying others. Therefore, they fill every place with snares, deceits, frauds, and errors. For they cling to individuals and even occupy whole houses, from door to door. . . . And since spirits are without physical substance and cannot be held, they slink into the bodies of men. Secretly working in their inward parts, they corrupt the health of these persons, bring on diseases, terrify their souls with dreams, and harass their minds with frenzies. They do this so that bythese evils, they may cause men to come to them for aid. Lactantius (c. 304–313, W), 7.64; extended discussion: 4.328–4.334.
Zie ook:
Origen (c. 248, E), 4.538, 545, 638, 648, 649.